Op 2 mei 2015 is hier dit monument onthuld voor de Fries Canadese soldaat Gaele Visser, in 1920 geboren te Haskerhorne en in 1930 geëmigreerd naar Canada. Gaele Visser meldt zich in 1942 aan bij het Canadese leger en wel bij the Algonquin Regiment. Hij heeft gevochten bij de bevrijding van West-Europa en is gesneuveld op 23 april 1945 in de buurt van Oldenburg (D).
Hij ligt begraven op de Canadese Oorlogsbegraafplaats Holten.Het monument bevat informatie over zowel zijn privéleven en militaire loopbaan.
Het dorp Joure was in april 1945 voor zowel de Duitse als Canadese militairen een belangrijk knooppunt. De inwoners zagen aanvankelijk honderden moegestreden Duitse militairen voorbij komen. Enkele dagen daarna lag het dorp op de route van ditmaal duizenden Canadezen.
Begin april werd duidelijk dat de bevrijding van Noord-Nederland dichtbij was. De Duitse troepen in Overijssel zagen zich genoodzaakt om zich terug te trekken naar o.a. Friesland. En in Joure was dat niet ongemerkt voorbij gegaan. Het Friese verzet rapporteerde op 11 april nog hoe circa 500 Duitse militairen door Joure liepen. Hun doel was om uiteindelijk via de Afsluitdijk of via de Friese havens de oversteek naar Noord-Holland te maken.
Een dorpsbewoner herinnerde zich het voorbijgaan van soldaten:
‘De meesten in haveloze uniformen, met paard en wagen of op gestolen fietsen, jonge jongens van 16 à 17 jaar oud; bovendien namen ze onderweg mee wat ze dachten nodig te hebben’.
Een ander schreef in zijn dagboek over de vermoeide Duitse soldaten:
‘velen geheel of gedeeltelijk in burgerkleren met daar tussendoor op boerenwagens gezeten Duitsers, die het lopen niet meer aan konden. Het geheel maakte een aller miserabelste indruk’.
Joure lag dus langs de route naar zowel de Afsluitdijk als een aantal Zuiderzeehavens (nu: IJsselmeer). En beide waren uiterst belangrijk voor de Duitse troepen omdat deze een laatste uitweg boden naar Noord-Holland, dat nog stevig in Duitse handen was.
De Canadezen wisten dit ook. De Friese havens en de Kop van de Afsluitdijk waren mede daarom belangrijke doelen van de Canadezen. En dus was ook Joure onderdeel van die plannen. Van een serieuze poging om Friesland te verdedigen tegen de naderende Canadezen was van Duitse kant geen sprake. Vrijwel alle acties waren er op gericht om die opmars te vertragen zodat zoveel mogelijk troepen konden ontkomen. Daarom bliezen zij veel bruggen op en op belangrijke knooppunten werden troepen achtergelaten.
In Joure werden geen Duitse troepen achtergelaten om verzet te bieden. In plaats daarvan koos de bezetter er voor om een beperkt aantal troepen in Scharsterbrug te posteren. Die positie over de Scharster-Rijn was beter te verdedigen. En daar zou uiteindelijk ook inderdaad hard gevochten worden. In Joure zelf werd geen schot gelost toen in de ochtend van 15 april de pantserwagens van de Duke of York's Royal Canadian Hussars vanuit Heerenveen als eersten het dorp binnen reden.Dit verkenningsregiment had de taak om alternatieve routes naar Sneek en Leeuwarden te vinden. En hun verblijf in Joure was dus van korte duur. Niet veel later volgde echter de infanterie van het Régiment de la Chaudière en in de middag arriveerden er ook Sherman tanks en meer Canadese infanterie van andere eenheden.
Via Joure werden achtereenvolgens Sneek, Bolsward en later ook Lemmer bevrijd. Het dorp bleef een belangrijk knooppunt in de route naar Zuidwest-Friesland. Bovendien werd er bij Joure nog enige tijd artilleriegeschut geplaatst om Duitse posities bij het nabijgelegen Scharsterbrug, Follega en in Lemmer te beschieten.
In het kleine dorpje Abbega en het naastgelegen buurtschap Abbegaasterketting verscholen zich tijdens de oorlog tientallen onderduikers. In februari 1945 bracht een razzia een schok teweeg in de kleine gemeenschap. Verzetsman Gerrit Rijpma, 18 jaar oud, werd daarbij dodelijk getroffen. De beroemde Nederlandse schrijver Gerard Reve, die van 1953 tot 1971 in het nabijgelegen Greonterp naast een zus van Gerrit Rijpma woonde, toonde zich diep geraakt door het verhaal van de jongste broer van zijn buurvrouw. Als eerbetoon aan Gerrit schreef hij het gedicht ‘Graf te Blauwhuis’.
Volgens getuigen woonden in Abbega en het naastgelegen buurtschap Abbegaasterketting net zoveel onderduikers als burgers. Onder hen waren Joodse onderduikers, spoorwegstakers, deserteurs en jonge mannen uit de omgeving die de dwangarbeid wilden ontlopen. Ook werden er wapens verborgen voor het verzet.
Abbegaasterketting lag naast de Bolswardervaart en was door de afwezigheid van verharde toegangswegen moeilijk bereikbaar. Er was door de bewoners bovendien een ingenieus alarmsysteem in werking gesteld: met een elektrische bel waarschuwde men elkaar bij onraad en elke nacht stonden twee onderduikers op wacht.
Op 8 februari 1945 om ongeveer half twaalf ’s ochtends klonk de alarmbel in het huis van de familie Rijpma. De broers Yp en Gerrit waren op dat moment aan het werk in de schuur.
Toen ze naar buiten liepen, zagen ze veel mensen in paniek wegrennen. Daarom besloten de broers om in een roeibootje de Bolswardervaart, die het buurtschap in twee stukken deelt, af te varen. Ze hoopten zich even verderop in een bocht van de vaart, achter het riet, in veiligheid te kunnen brengen. Onderweg pikten ze aan de andere kant van de vaart buurman Minze van der Veen en een onderduiker op. Inmiddels hadden de Duitse militairen, geholpen door leden van de Landwacht, de achtervolging ingezet en het vuur geopend op de vluchtende onderduikers. Minze van der Veen werd geraakt in zijn rechter elleboog. Gerrit werd drie keer geraakt: dwars door het lichaam, in zijn rug en door zijn wangen en gebit. Omdat de bezetters weigerden om te helpen, moest Yp zijn stervende broer alleen naar de boot dragen en naar een nabijgelegen boerderij brengen. Hulp van een buurtbewoonster, die verpleegster was, mocht niet meer baten. In allerijl werd kapelaan Stolwijk uit Blauwhuis opgetrommeld, die Gerrit het Heilig Oliesel gaf. Even daarna overleed hij. Hij werd begraven op de Katholieke Begraafplaats in Blauwhuis.
De beroemde Nederlandse schrijver Gerard Reve, die van 1953 tot 1971 in het nabijgelegen Greonterp naast een zus van Gerrit Rijpma woonde, toonde zich diep geraakt door het verhaal van de jongste broer van zijn buurvrouw. Als eerbetoon aan Gerrit schreef hij het gedicht ‘Graf te Blauwhuis’:
GRAF TE BLAUWHUIS (voor buurvrouw H., te G.) Hij rende weg, maar ontkwam niet, en werd getroffen, en stierf, achttien jaar oud. Een strijdbaar opschrift roept van alles, maar uit het bruin geëmaljeerd portret kijkt een bedrukt en stil gezicht. Een kind nog. Dag lieve jongen. Gij, die Koning zijt, dit en dat, wat niet al, ja ja, kom er eens om, Gij weet waarom het is, ik niet. Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?
In 1983 werden de stoffelijke resten van Gerrit Rijpma overgebracht van het kerkhof van Blauwhuis naar het Nationaal Ereveld Loenen.