Bij Haskerhorne dropt een vliegtuig in de nacht van 1 op 2 november 1944 een waardevolle lading: de twee geheim agenten Peter Tazelaar en Lykele Faber. De mannen hebben een belangrijke opdracht: het opzetten van een geheime zender om te communiceren met Londen.
Met de slagzin ‘Wie de schoen past, trekke hem aan’, wordt begin november bij Haskerhorne een wapendropping aangekondigd. Maar daarnaast bevat het vliegtuig ook een andere belangrijke lading: geheim agenten Peter Tazelaar en Lykele Faber. Hun missie houdt in dat ze verzetsgroepen met elkaar in contact moeten brengen, radiocontact met Londen moeten opzetten en wapendroppings coördineren.
Om zich veilig door Friesland te kunnen bewegen hebben de agenten een zorgvuldig gekozen valse identiteit. Tazelaar gaat door het leven als ‘Paul Christiaan Wouters’, student diergeneeskunde. Lykele Faber wordt dominee ‘Arnold de Bruin’.
Voor de beide geheim agenten is het niet de eerste keer dat ze terug zijn in bezet gebied. Tazelaar is eind 1941 al in Nederland terug geweest voor operatie ‘Contact Holland’ en Faber is tijdens Operatie Market Garden gedropt bij Son.
Na de dropping worden Tazelaar en Faber opgevangen door het Friese verzet, dat ze voorziet van een onderduikplek. Faber, die enige tijd in Friesland heeft gewoond, wordt tot ieders stomme verbazing al op zijn eerste onderduikadres herkend door een verzetsman, die zegt: “Hé, jij bent toch een zoon van Faber? Ik heb naast jou gewoond in Drachten”.
Na een eerste korte nacht verplaatsen de geheim agenten zich al snel naar het dorpje Swichum onder Leeuwarden, waar zich het hoofdkwartier van de gewestelijke staf van de NBS van Friesland bevindt. Ze krijgen daar verdere informatie over het verzet en installeren hun geheime zender. In de maanden die daarop volgen verplaatsen ze zich regelmatig, om te voorkomen dat de zender wordt ontdekt.
Op een van hun onderduikadressen ontmoeten ze de ervaren wireless operator Alfred Springate, een bemanningslid van een Hallifax bommenwerper die in de nacht van 13 op 14 oktober 1944 bij Stavoren neergestort is. Springate staat Tazelaar en Faber de rest van de bezettingstijd bij.
Op 2 februari 1945 voltrekt zich een ramp voor de Friese Binnenlandse Strijdkrachten. In het dorp Tjerkwerd belandt bij een dropping een van de afgeworpen containers op het erf van een Duitsgezinde boer, die hier melding van maakt bij de dorpsveldwachter. Er volgen huiszoekingen in het dorp. Een van de adressen die wordt overvallen is het onderduikadres van verzetsleider Philip Willem Pander. Met zijn arrestatie valt de gehele administratie van de Friese NBS in handen van bezetters. Voor Tazelaar en Faber volgt een zenuwslopende tijd waarbij ze meerdere keren maar net aan een arrestatie weten te ontsnappen.
Faber, Tazelaar en Springate beleven de bevrijding uiteindelijk in Heerenveen. Pander wordt op 10 april 1945 gefusilleerd bij het Katerveer bij Zwolle. Na de bevrijding is Tazelaar nog enige tijd adjudant van koningin Wilhelmina. Hij heeft van 1981 tot zijn dood in 1993 in Hindeloopen gewoond. In dit stadje staat een bronzen beeld ter nagedachtenis aan hem.
Hier, in de omgeving van het Nannewiid, zitten Tazelaar en Faber aan het einde van de oorlog op het kajuitjachtje ‘Paliter’ ondergedoken, niet ver van de plek waar ze in de nacht van 1 op 2 november 1944 zijn gedropt.
Sint Johannesga
Bombardement sluis Terherne
Bombardement sluis Terherne
Op 11 november 1944 kregen piloten van de Royal Canadian Air Force, die hun basis hadden op vliegveld Welschap bij Eindhoven, de opdracht om in twee groepen de sluis bij Terherne te bombarderen. De reden voor het bombardement op de sluis van Terherne was het beperken van (Duitse) vervoersbewegingen. Het sluiscomplex lag in de belangrijkste scheepvaartroute van Duitsland via Groningen naar de Randstad waarlangs de Duitsers goederen en militair materieel vervoerden.
Nadat in september door de spoorwegstaking het railvervoer al behoorlijk was verstoord, volgden in de maanden daarna acties tegen het scheepvaartverkeer. Het zuiden van het land was dan wel bevrijd, in de andere delen moest nog zwaar strijd worden geleverd.
Zo ook op die 11e november even na negen uur in de ochtend toen de twee groepen Hawker Typhoon jachtbommenwerpers kort na elkaar vanuit Eindhoven voor hun missie vertrokken. Rond 10.00 uur werd vanaf het noorden de sluis in Terherne voor het eerst gebombardeerd en rond 10.30 uur nog een keer.
De gevolgen waren enorm voor de mensen die op de sluis woonden. De vrouwen van beide sluiswachters, een baby van één jaar en een Duitse soldaat kwamen om het leven. Ook raakte het toestel van piloot John Gordon Fraser zodanig beschadigd dat hij een noodlanding moest maken bij St. Johannesga. Het effect van het bombardement was ook dat de noordelijke doorgang weliswaar plat lag en niet meer gebruikt kon worden, maar de zuidelijke doorgang nog steeds open en bruikbaar bleef.
Tegenwoordig is er over de zuidelijke doorgang een schiphuis gebouwd voor het Statenjacht van de provincie Fryslân. Op de plaats van de sluiswachterswoning aan de zuidkant is een nieuw gebouw geplaatst, dat dienst doet als gastenverblijf voor de provincie.
Op de noordelijke pier is een monument geplaatst ter nagedachtenis aan de omgekomen bewoners van de sluis. Dit monument is op 10 november 1985 onthuld door Hattum Hoekstra, zoon van 1e sluiswachter Wiemer en Tietje Hoekstra. Sindsdien vindt de dodenherdenking in Terherne altijd bij de oude sluis plaats en hebben de kinderen van basisschool ‘It Kampke’ het monument geadopteerd.