Blijf hier maar even bij dit paaltje staan en kijk maar eens goed om je heen. Zie je dat bosje daar recht voor je? Aan de overkant van het weilandje? Ssst, maak maar geen geluid. En kijk goed. Ja! Daar! Zie je de mensen? Ze zijn op zoek naar iets. Om te overleven. Zoals ik al zei is het niet alleen een tijd van armoede, maar ook van Veepest. Soms moeten hele stallen worden geruimd om verdere besmetting te voorkomen. De koeien worden dan begraven op plekken als hier tegenover. Later worden er dan bomen op geplant. Maar die mensen die naar nu aan het graven zijn? Dat zijn mensen die vanwege honger in het holst van de nacht op zoek zijn naar vlees dat ze nog kunnen eten. Veepest of niet…
Na het schelpenpad gaan we linksaf. We steken de weg over en lopen de Buorren in, naar de ingang van het vakantiepark. Het park zie je zo rechts van je, daar bij de zwarte poort. Daar stoppen we even. Wat een grote huizen staan hier, vind je niet? Luxe vakantiehuizen gericht op het water. Je ziet ze vanaf de Terhernster Puollen als skyline van Terherne. Ik ken deze plek heel anders. En dit is dan ook de plek die mij het meest aan het hart gaat. Ik vertel je waarom.
Daarvoor gaan we terug naar het jaar 1686 Ja, daar zijn we. Je staat nu op een verlaten en onverharde weg. Voor en achter je zijn weilanden, alleen Café Zevenwouden (het café dat hier links om de hoek staat) staat er al, net als die kleine huisjes eromheen die je vanaf hier al een beetje kunt zien.
Tsja, dit vakantiepark… Op deze specifieke plek… In mijn tijd was dit wel anders. Toen was dit een stuk weiland, dat na mijn dood een heel specifieke naam kreeg: ‘It Earmefintsje’, dat zoiets betekent als ‘weiland voor de armen’. En ik zal maar meteen met de deur in huis vallen: dit was mijn stuk grond. Ik liet het na aan de Doopsgezinde kerk met de restrictie dat de opbrengst ten goede moest komen aan de armen.
Dit was voor mij zo ontzettend belangrijk, dat ik zelfs op zijn grafsteen heb laten zetten dat dit stukje weiland ‘tot in den eeuwige dagen’ beschikbaar moet zijn voor mensen die het minder goed hebben. Wat denk jij? Was dit realistisch? Dit vertel ik je straks, bij mijn rustplaats.
Want we maken eerst nog een sprong naar 1840 en. bekijken nu eerst de bruine schuur achter je. Die in deze tijd, ‘Het Blauwe Hok’ heet, naar zijn eerste kleur. Loop er maar even heen. De verlaten onverharde weg waarover we net liepen, komt langs deze schuur en is het wagenhok van de rentenierswoning die hier achter staat, daar komen we zo. In latere tijden kerven de jongelui die uit het café kwamen hun ‘verkeringen’ in de achterdeur van deze schuur. Soms na een stiekeme of hartstochtelijke ontmoeting achter het wagenhok. De plaatselijke schilder draagt hier een warm hart voor en heeft deze liefdesverklaringen altijd in ere gehouden. Je moet goed kijken in deze achterdeuren. Zie jij ze? Of ben jij misschien nog één van die jongeren die zijn liefde hier vereeuwigde?
We lopen nu de bocht om.
Dit is de rentenierswoning. Op de deur staat nummer 13 – 15 en in de gevel naast de voordeur zie je een steen met de naam ‘Boetje’. De zoon van de eigenaar van dit huis woont op een boerderij verderop. Een elke keer als hij naar de kerk rijdt, stalt hij zijn paard en wagen in deze schuur.
Zoals ik al zei, ligt de oorsprong van het dorp op deze plek. Dit was het oorspronkelijke centrum van Terherne. Kijk maar rustig om je heen en loop een beetje rond.
We gaan eerst naar 1686, de tijd van het ontstaan van het‘Earmefintsje’.
Achter ’t Earmefintsje, waar we net stonden, ligt nog een vaart. De lykfeart, ofwel Lijkvaart. Deze vaart komt uit op het ‘t Far, het water dat hier naast café Zevenwouden ligt. Als er iemand overlijdt, wordt de kist in een praam vervoerd via deze vaart en legt men daar iets verderop aan. Tussen die oude huisjes achter het café loopt een heel smal steegje. Hier past preciés een doodskist doorheen. Ik heb ’s nachts wel eens het idee in één van de hoofden van de schippers gefluisterd om ervoor te kiezen via de Puollen om deze huisjes heen te varen en rechtstreeks bij het kerkhof aan te meren. Maar dat ging er met geen beweging in. Er heerst onder de mensen namelijk een stevig bijgeloof dat overledenen alleen via de Lykfeart vervoerd mogen worden, omdat het anders tot ongelukken zal leiden. De vaart wordt gedempt rond 1960. En dat is het moment in de tijd dat het dorp drastisch verandert.
Goed, ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik heb dorst gekregen. Als het café open is, gaan we naar binnen en nemen we er eentje aan de bar, of misschien is het warm genoeg voor het terras. Ga even rustig zitten. Dan vertel ik je een ander verhaal.
Das kleine Dorf Abbega und der benachbarte Weiler Abbegaasterketting beherbergten während des Krieges Dutzende von Versteckten. Im Februar 1945 erschütterte ein Überfall die kleine Gemeinde. Der 18-jährige Widerstandskämpfer Gerrit Rijpma wurde dabei tödlich getroffen. Der berühmte niederländische Schriftsteller Gerard Reve, der von 1953 bis 1971 neben einer Schwester von Gerrit Rijpma im nahe gelegenen Greonterp wohnte, war von der Geschichte des jüngsten Bruders seines Nachbarn tief bewegt. Als Hommage an Gerrit schrieb er das Gedicht "Graf te Blauwhuis".
Nach Zeugenaussagen lebten in Abbega und dem benachbarten Weiler Abbegaasterketting ebenso viele Untergetauchte wie Zivilisten.
Darunter waren jüdische Versteckte, Eisenbahnstreikende, Deserteure und junge Männer aus der Gegend, die der Zwangsarbeit entgehen wollten. Es wurden auch Waffen für den Widerstand versteckt.
Abbegaasterketting lag am Bolswardervaart-Kanal und war schwer zu erreichen, da es keine befestigten Zufahrtswege gab. Die Bewohner hatten außerdem ein ausgeklügeltes Alarmsystem in Betrieb genommen: Mit einer elektrischen Klingel warnten sie sich gegenseitig bei Gefahr, und jede Nacht hielten zwei Versteckte Wache.
Am 8. Februar 1945, gegen 11.30 Uhr, ertönte die Alarmklingel im Haus der Familie Rijpma. Die Brüder Yp und Gerrit arbeiteten zu diesem Zeitpunkt in der Scheune.
Als sie nach draußen stürzten, sahen sie viele Menschen, die in Panik davonliefen. So beschlossen die Brüder, in einem Ruderboot die Bolswardervaart hinunterzufahren, die den Weiler in zwei Teile teilt. Sie hofften, sich ein Stück weiter an einer Biegung des Kanals im Schilf in Sicherheit bringen zu können. Unterwegs sammelten sie den Nachbarn Minze van der Veen und eine Person ein, die sich auf der anderen Seite des Kanals versteckt hielt. In der Zwischenzeit hatte das deutsche Militär, unterstützt von Mitgliedern der Landwacht, die Verfolgung aufgenommen und eröffnete das Feuer auf die Flüchtenden. Minze van der Veen wurde am rechten Ellbogen getroffen. Gerrit wurde dreimal getroffen: durch den Körper, in den Rücken und durch die Wangen und Zähne. Da die Besatzer jede Hilfe verweigerten, musste Yp seinen sterbenden Bruder allein zum Boot tragen und ihn zu einem nahe gelegenen Bauernhof bringen. Die Hilfe einer Anwohnerin, die Krankenschwester war, blieb erfolglos. In aller Eile wurde Kaplan Stolwijk aus Blauwhuis herbeigerufen, der Gerrit die letzte Ölung spendete. Kurze Zeit später starb er. Er wurde auf dem katholischen Friedhof in Blauwhuis beigesetzt.
Der berühmte niederländische Schriftsteller Gerard Reve, der von 1953 bis 1971 neben einer Schwester von Gerrit Rijpma im nahe gelegenen Greonterp wohnte, war von der Geschichte des jüngsten Bruders seiner Nachbarin tief bewegt. Als Hommage an Gerrit schrieb er das Gedicht "Graf te Blauwhuis":
GRAF TE BLAUWHUIS (für Nachbarin H., in G.) Er rannte weg, entkam aber nicht, wurde getroffen und starb im Alter von achtzehn Jahren. Eine kämpferische Inschrift schreit alles heraus, aber aus dem braunen, emaillierten Porträt blickt ein bedrücktes und stilles Gesicht. Noch ein Kind. Lebe wohl, lieber Junge. Du, der Du König bist, dies und jenes, was nicht alles, ja ja, komm einmal darum, Du weißt, warum es so ist, ich nicht. Dein Reich, du weißt es, wird das noch was?
1983 wurden die sterblichen Überreste von Gerrit Rijpma vom Friedhof Blauwhuis auf das Nationale Ehrenfeld von Loenen überführt.